Op de camping gaat al vroeg het licht weer aan in onze bus. Tegen zessen staan we op en om half zeven rijden we in het donker de camping af. Zo vroeg dat ze de poort nog voor ons moeten openen. Henk rijdt het eerste uur nog in het donker door dorpjes langs de kust. Daarna gaan we landinwaarts en komt de zon op. De wegen in Senegal zijn vrij goed, er zijn alleen overal hoge drempels neergelegd. En denk maar niet dat die altijd goed staan aangegeven. Er kijkt dus steeds iemand met de chauffeur mee voorin, want één keer te hard over zo’n drempel en we hebben schade. Senegal is een behoorlijk groen land, savanneachtig, met overal kuddes geiten en koeien. Niet zwartbont, maar grijs met enorme horens. Af en toe zien we apen langs de weg. In de dorpen en stadjes is het een kleurrijk gebeuren, veel mensen op straat met mooie gewaden en overal ezelkarretjes in het verkeer voor personen- en goederenvervoer. We passeren de steden Louga, Touba en Kaolack. Touba is erg groot en druk maar het is er geen chaos en er staat een indrukwekkend moskeecomplex in het centrum van de stad. Maar het mooist zijn toch wel de enorme baobabs (apenbroodbomen) die we overal in de natuur zien staan. Bij een heel mooi en goed bereikbaar exemplaar parkeert Ton de bus, zodat we een fotosessie kunnen maken van bus met baobab.
Om 14 uur zijn we bij de grens met Gambia. De vorige twee reizen (2017 en 2020) hebben we de veerboot over de rivier naar de hoofdstad Banjul genomen, dit keer zijn we verder landinwaarts gereden en nemen we de brug over de Gambiarivier. Santigie, de directeur van ‘onze’ school in Serekunda, raadde ons dat aan omdat één van de twee veerboten al tijden uit de vaart is, waardoor de wachttijd voor de overtocht meestal een uur of vier is. Daarom dus de brug. Senegal uit gaat snel en ook Gambia in verloopt soepel. Alles bij elkaar zijn we anderhalf uur bezig om eerst Senegal uit en daarna Gambia in te komen. Bovendien hangt er een relaxte sfeer. We worden hartelijk welkom geheten en om 15.30 rijden we het land binnen. We slapen vannacht in Kololi, dat is de toeristische kuststrook, waar veel hotels liggen. Daaraan vast gebouwd, iets verder landinwaarts, ligt Serekunda, een grote stad waar de school staat die deels is gebouwd met de opbrengst van onze vorige acties. Daar rijdt ook nog steeds de roze schoolbus die we in 2017 hebben gebracht.
Dit keer gaan we een schoolgebouw dat bijna op instorten staat opnieuw laten bouwen.
Boven Serekunda, op een landtong aan de rivier, ligt Banjul, de hoofdstad van Gambia. We hebben nog een beetje oponthoud bij de tolbrug, maar daarna rijden we de eerste uren vlot door richting de kust. Er zijn heel veel mensen op en rond de straat en overal zijn vuurtjes en rook. Zo veel dat het af en toe op je longen slaat. Later horen we dat er veel hout wordt verbrand tot houtskool, dat daarna wordt verkocht. Het heeft dus niet met oudejaarsdag te maken. De laatste 20 kilometer verlopen heel stroef, daar doen we een uur of twee over, op allerlei plekken staat het verkeer compleet vast. Om kwart over acht arriveren we bij het Baobab Hotel vlak bij de kust. Voor sommigen van onze groep is dit een weerzien met familie, die hier een week met vakantie is. Zo zijn we van 8 busmannen opeens met een groep van zestien personen. We zijn al ingeschreven voor het avondeten (een koud buffet bij het zwembad), kunnen weer lekker douchen en maken er een prachtige oudejaarsavond van met zijn allen!