Goed nieuws! Gisteren (9 januari) komen in de loop van de avond alle 8 visa binnen. Eindelijk kunnen we weer op pad, na 5 dagen. Op 10 januari rijden we om 7 uur weg bij de camping en binnen een half uur staan we bij de grens. Die gaat om 8 uur open, maar we kunnen al wat eerder stempels halen bij de Senegalezen, geld wisselen (in Guinee hebben ze Guinese Francs), ontbijtinkopen doen van onze laatste CFA’s (het Senegalese geld) en iets over 8 rijden we al richting de Guinezen. Die grenspost zit ruim 30 km verderop, daar komen we om 8.30 uur aan. We zijn er anderhalf uur bezig. Van onze digitale visa zijn óók fotokopieën nodig, dat moeten we zelf regelen bij een kantoortje. Op een digitaal visum kun je nu eenmaal geen stempel zetten. Na een half uur rijden staan we opnieuw een uurtje stil. Eerst moet de bus door de scanner, daarna moeten wij nog met onze visa langs de politie. Daar worden alle visagegevens met de hand in een groot kasboek geschreven. Van digitaal aanvragen in een systeem dat dagen plat ligt, naar papier en nu weer naar handgeschreven. Maakt ons niet uit, we zijn binnen en daar gaat het om.

De rest van de dag rijden we door Guinee naar het zuiden. Het is de hele dag heiig weer en niet heel erg heet. Eerst zijn de wegen vrij goed, maar in de loop van de middag, bij Konda, houdt de verharde weg op. Anderhalf uur lang rijden we door de heuvels over een puinpad waar je nog geen 20 km per uur haalt. Het is de N5, maar eigenlijk een tracé voor een nog aan te leggen weg. We staan nog 10 minuten stil bij werkzaamheden waarbij een grijper op de helling steen en enorme keien naar beneden duwt. Die worden door een shovel verder de afgrond in geduwd. En zo komt het tracé weer vrij en mogen wij eroverheen. Vlak daarna komt er weer asfalt, gloednieuw nog wel. Dat rijdt een paar uur heel relaxed. Inmiddels zijn we op een soort hoogvlakte gekomen, we rijden steeds tussen de 800 en 1300 meter, met af en toe mooie uitzichten. Het is hier best groen en het ziet er wat welvarender uit dan aan het begin van de dag.

Tegen de avond bereiken we Labé, de tweede stad van Guinee, gelegen op zo’n 1100 meter hoogte in het binnenland. In 2020 heeft onze groep hier overnacht. Nu besluiten we nog wat verder te rijden. Dat lukt nog 40 kilometer over een heel slechte weg: asfalt met enorme gaten en kuilen. Om half negen ’s avonds komen we in Pita, waar een ‘jardin publique’ is waar je kunt overnachten. Die vinden we inderdaad en het vriendelijke personeel wijst ons een plek in het parkje waar onze bus kan staan. Stel je er niet te veel van voor, het is vooral zand, maar er staan wel mooie bomen. Verder is er een kleine bibliotheek voor de inwoners en zijn er wat toiletten, die voor ons geopend worden. Ook hier weer: stel je er niet te veel van voor. We koken zelf, mosterdsoep met chorizo en tijdens het eten kijkt de plaatselijke jeugd belangstellend naar die acht vreemde blanke mannen met die grote bus. ’s Avonds rekenen we alvast af, het is vrije gift en het komt ten goede van de gemeenschap. We krijgen keurig een reçu mee als we 150.000 GF betalen (ongeveer 15 Euro) en mogen ook het gastenboek nog invullen.